Deutsche Fassung — English version — Version française — Versión española — Versione italiana — българска версия
Waarom het knappen van de financiele bellen niet komt door de “graaizucht van de bankiers” en van een terugkeer naar het “Rijnlandse kapitalisme” geen sprake zal zijn
Er waart een nieuwe dolkstootlegende rond: “onze economie” is ten offer gevallen aan de grenzeloze hebzucht van een handvol bankiers en speculanten. Vetgemest door het goedkope geld van de centrale bank van de VS en gesteund door onverantwoordelijke politici zouden zij de wereld naar de rand van de afgrond geleid hebben, terwijl de eerlijke mensen weer eens de sufferds zouden zijn.
Niets is feitelijk zo onwaar en ideologisch zo gevaarlijk als deze via alle kanalen van de publieke opinie verbreide schets van de situatie. De enorme inflatie van de financiële markten is niet oorzaak van de ellende, maar was zelf al een uitwijkmanoeuvre voor de fundamentele crisis waarmee de kapitalistische maatschappij al sinds de jaren zeventig te kampen heeft. Toen eindigde met de naoorlogse hausse een lange periode van zichzelf in standhoudende economische groei, die de uitbreiding en veralgemening van de industriële productiewijze in nieuwe sectoren zoals de autoproductie als basis had. Voor de massale productie van waren waren in de jaren vijftig en zestig massa´s extra arbeidskrachten nodig die er loon en de kost mee verdienden en zich zo de massawaren ook konden veroorloven.
Sindsdien heeft de alomvattende rationalisering in de kernsectoren van de productie voor de wereldmarkt, die steeds meer arbeidskrachten door geautomatiseerde processen vervangt, dit mechanisme verwoest en daarmee de voorwaarde voor een door de echte economie aangedreven hausse. De klassiek kapitalistische crisis is afgelost door de fundamentele crisis van de arbeid.
Gedevalueerde arbeidskracht – “overbodige” mensen
Het behoort tot de krankzinnige contradicties van de kapitalistische productiewijze dat de enorme sprong vooruit in productiviteit door de “microelectronische revolutie” niet bij benadering een goed leven voor allen mogelijk gemaakt heeft. De arbeid werd geïntensiveerd, het arbeidstempo verhoogd en de prestatiedruk verhoogd. Wereldwijd moeten steeds meer mensen zich op de slechtste condities te koop aanbieden, omdat hun arbeidskracht gemeten naar het geldende productiviteitsniveau steeds minder waard wordt.
Tot de contradicties van het kapitalisme behoort echter ook, dat het zich daarmee aan zijn eigen fundamenten onttrekt. Want een maatschappij, die op de uitbuiting van de menselijke arbeidskracht berust, stuit op haar structurele grenzen, als zij deze arbeidskracht in toenemende mate overbodig maakt. De dynamiek van de wereldeconomie wordt al meer dan dertig jaar door een steeds zwaarder opblazen van speculatie en krediet (“fictief kapitaal”) op gang gehouden. Het kapitaal is uitgeweken naar de financiële markten, omdat de echte economie niet voldoende expansiemogelijkheden meer bood. De staten staken zich in de schulden om hun begrotingen dekkend te krijgen en steeds meer mensen financierden hun consumptie direct of indirect op de pof. Zo werd de financiële sector “basisindustrie” van de wereldmarkt en motor van de kapitalistische groei. De veelgeprezen echte economie is dus niet door de financiële sector in de verdrukking gebracht. Integendeel: zij kon alleen nog als haar aanhangsel opbloeien. Het Chinese economische wonder en de exportwereldkampioen Duitsland zouden zonder de reusachtige mondiale schuldenkringloop van de laatste decennia met de VS in het centrum niet mogelijk geweest zijn.
Noodtoestandsbestuur en stagflatie
De grenzen van deze manier om de crisis uit te stellen zijn nu bereikt. Dit is geen reden tot blijdschap. De gevolgen zullen dramatisch zijn. Want nu ontlaadt zich het gehele opgepropte potentieel aan crisis en waardeverlies met volle kracht. De politiek heeft ten hoogste invloed op het tempo en het verloop van dit proces. Waarachtig tegenhouden kan zij het niet. Ofwel de “reddingspakketten” ter waarde van biljoenen verdampen en de crisis zet door in de echte economie, met fatale gevolgen. Of ze “graaien” nog een keer en exorbitant stijgende staatsschulden zal het gevolg zijn, waarna de volgende, nog grotere val in de crisis in de naaste toekomst opduikt. De terugkeer van de “stagflatie” – tegelijkertijd chronische recessie en galopperende inflatie – op een veel hoger niveau dan in de jaren zeventig tekent zich nu al af.
Zijn in de laatste decennia de inkomsten uit lonen massief omlaaggedrukt, de arbeidsomstandigheden precair gemaakt en grote delen van de publieke sector geprivatiseerd, nu zal een onvoorstelbaar groot en verder groeiend deel van de mensheid eenvoudigweg “overtollig” verklaard worden. De zo vaak genoemde “nieuwe rol van de staat” zal niet in het herstel van een ”Rijnlands kapitalisme” van de jaren zestig met volledige werkgelegenheid en groeiende welvaart bestaan, maar in het organiseren en beheren van het sociale, racistische en nationalistische uitsluitingsmechanisme. De terugkeer van de “regulering” en het “staatskapitalisme” is alleen nog denkbaar in de vorm van een autoritair en repressief noodtoestandsbewind.
De wereld is te rijk voor het kapitalisme
De huidige crisis van de financiële markt markeert het keerpunt in het tijdperk van het fictieve kapitaal en daarmee bereikt de fundamentele crisis van het kapitalisme, die zich al in de jaren zeventig aftekende, een nieuw stadium. Deze crisis is niet slechts de crisis van een specifiek “Angelsaksisch systeem” van het “neoliberalisme”, zoals onder mobilisering van antiamerikaanse gevoelens met deels duidelijk antisemitische ondertoon overal beweerd wordt. Veeleer blijkt nu dat de wereld voor de armzalige kapitalistische productiewijze veel te rijk is. Dat de maatschappij uiteen moet vallen, verwilderen en in ellende, geweld en irrationaliteit vervallen moet, wanneer het niet lukt, deze productiewijze te overwinnen.
Niet de “speculanten” en de financiële markten zijn het probleem, maar de waanzin van een maatschappij, die rijkdom slechts als afvalproduct van geslaagde realisatie van echte of fictieve kapitaalrealisatie beschouwt. Een terugkeer naar een schijnbaar solide, op de inzet van massalegers van de arbeid gebaseerd kapitalisme is noch mogelijk noch nastrevenswaardig.
Ieder offer dat nu verlangd wordt om de (zelf-)vernietigende dynamiek van deze waanzinnige productie- en levenswijze nog aan de gang te houden, is een hoon tegen het goede leven, dat allang mogelijk zou zijn; in een maatschappij voorbij warenproductie, geld en staat. De crisis roept de vraag op over het systeem. Het komt er op aan, haar te beantwoorden.
Groep Krisis